Advies voor golfers – praktische tips om direct beter te spelen

Je bent op de driving range, of je staat voor de tee, en je vraagt je af hoe je sneller vooruitgang boekt. Het goede nieuws: je hoeft geen uren te spenderen aan dure lessen om je spel te verbeteren. Met een paar simpele aanpassingen kun je al meteen een verschil merken. In dit artikel geef ik je hands‑on advies op het gebied van clubs, uitrusting, swing en korte spel – helemaal zonder poespas.

Hoe kies je de juiste clubs en uitrusting

De eerste stap is een clubset die past bij jouw lengte, swingtempo en speelstijl. Een beginner kan prima starten met een set van 5 tot 7 ijzers, een driver en een putter. Kijk vooral naar de flexibiliteit van de shaft: een ‘stijkere’ shaft werkt beter voor trage swings, terwijl een ‘flexibele’ shaft meer snelheid geeft voor een snelle swing. Voel tijdens het testen of de grip comfortabel zit – een te dikke grip maakt het moeilijk om de club te draaien, een te dunne grip zorgt voor een onstabiele grip.

Voor schoenen geldt hetzelfde principe: spikes geven grip op natte of natte greens, maar kies voor een comfortabele, waterdichte optie als je vaak in wisselende weersomstandigheden speelt. Een goede schoen ondersteunt je enkels en voorkomt vermoeidheid na een lange ronde.

Let ook op je kleding. Ademend materiaal zorgt ervoor dat je niet oververhit raakt en houdt je swing soepel. Een eenvoudige tip: draag een polo met stretch in de schouders; zo kun je zonder belemmering draaien.

Verbeter je swing en korte spel

De swing is een combinatie van houding, grip en timing. Begin elke training met een goede grip: leg de handen zo op de club dat je vingers van beide handen elkaar overlappen of vergrendelen (de overlap‑ of interlocking grip). Houd de grip stevig genoeg om controle te houden, maar niet zo strak dat je armspieren verzenden.

Je houding moet breed genoeg zijn om stabiliteit te bieden, maar niet zo breed dat je beweegt tijdens de swing. De bal moet net een beetje voor je linker hiel (voor rechtshandige golfers) liggen. Als je je bal op die plek plaatst, kan je gewicht goed overgaan van je achterste naar je voorste been.

Een veelgehoorde fout is overmatig bewegen met de armen. Focus op het draaien van je torso, niet op het zwaaien met je armen. Probeer een rustige, vloeiende beweging: start de backswing door je schouders te draaien, houd je armen ontspannen, en laat de club vanzelf naar beneden komen.

Voor het korte spel, zoals chipping en pitching, zijn drie clubs een must: een pitching wedge, een sand wedge en een lob wedge. Oefen met een pitch‑balletje op verschillende afstanden en richt je op een consistente swinglengte. Een handige tip is om een tee te gebruiken als referentiepunt; positioneer de tee zo dat de bal iets voor je voeten ligt, en simuleer de swing met een kortere backswing.

Tot slot, houd altijd een simpel record bij van wat je hebt geoefend. Noteer welke clubs je hebt gebruikt, welke afstanden je hebt gehaald en hoe je je voelde. Zo zie je snel wat werkt en waar je nog moet bijsturen.

Met dit advies kun je direct aan de slag op de baan. Probeer een paar van deze tips uit tijdens je volgende ronde en merk zelf hoe je spel beter wordt. Het draait niet om dure gadgets, maar om simpele, doordachte aanpassingen die je comfortabeler en zelfverzekerder maken. Veel plezier en succes op de green!